Het recente arrest nr. 31242 van het Hof van Cassatie, uitgevaardigd op 6 december 2024, biedt belangrijke inzichten met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheid tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter, met name in gevallen van arbeidsgeschillen binnen publieke instellingen. De centrale kwestie betreft de aansprakelijkheid van hiërarchische superieuren en de toepasselijkheid van de regels inzake pesterijen (mobbing).
Het beroep werd ingesteld door @Sa.Pa., een leidinggevende bij AGCOM, die haar meerdere B.B. aanklaagde wegens niet-vermogensschade voortvloeiend uit pesterijen. In eerste aanleg had de Rechtbank van Rome het verzoek tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, terwijl het Hof van Beroep van Rome, in hervorming van het vonnis, de onbevoegdheid van de burgerlijke rechter had verklaard, met het argument dat dergelijke geschillen door de bestuursrechter behandeld moesten worden.
De bevoegdheid wordt bepaald op basis van de vordering en er moet rekening worden gehouden met het materiële petitum, dat wil zeggen de intrinsieke aard van de positie die voor de rechter wordt gebracht.
Het Hof van Cassatie heeft het beroep ingewilligd en bepaald dat de bevoegdheid bij de burgerlijke rechter lag. Het is interessant op te merken hoe het Hof benadrukte dat de aansprakelijkheid van de hiërarchische meerdere niet louter contractueel, maar onrechtmatig kan worden beschouwd, gebaseerd op het beginsel van neminem laedere (niemand mag schade toebrengen). Met andere woorden, het gedrag van B.B. is niet alleen terug te voeren op zijn rol binnen de instelling, maar moet ook worden beoordeeld in relatie tot de pesterijen die tegen @Sa.Pa. zijn gepleegd.
Het Hof benadrukte dat, hoewel de arbeidsrelatie een context kan vormen, de pesterijen en de vervolgingen moeten worden behandeld als zelfstandige onrechtmatige daden, die niet automatisch onder de bevoegdheid van de bestuursrechter vallen.
Dit arrest heeft aanzienlijke implicaties voor publieke werknemers die te maken krijgen met pesterijen. In het bijzonder verduidelijkt het dat:
Deze punten bieden een haalbare weg voor werknemers die te maken krijgen met intimidatie of vervolging op de werkplek, waardoor zij gerechtigheid kunnen zoeken in een gunstiger kader.
Concluderend vertegenwoordigt arrest nr. 31242 van het Hof van Cassatie een belangrijke stap in de definitie van de grenzen van de bevoegdheid ten aanzien van arbeidsgeschillen waarbij publieke instellingen betrokken zijn. Het consolideert het idee dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter zich ook kan uitstrekken tot onrechtmatige gedragingen van hiërarchische superieuren, waardoor de deur wordt geopend voor meer bescherming voor werknemers. Het is essentieel dat juridische professionals aandacht besteden aan deze jurisprudentiële ontwikkelingen om hun cliënten adequaat bij te staan.