De recente uitspraak van het Hof van Cassatie, nr. 18184 van 2024, heeft belangrijke kwesties aan de orde gesteld met betrekking tot de misdrijven van verduistering en witwassen, met bijzondere aandacht voor de juiste bepaling van de te confisqueren winst. De beklaagden, A.A. en B.B., zagen hun veroordelingen voor ernstige misdrijven bevestigd, maar het Hof heeft ook enkele cruciale aspecten verduidelijkt met betrekking tot de confiscatie van goederen die voortvloeien uit illegale activiteiten.
De G.U.P. (Gerechtelijke Voorafgaande Onderzoeksrechter) van de Rechtbank van Biella had A.A. en B.B. veroordeeld tot overeengekomen straffen voor verschillende misdrijven, waaronder verzwaarde verduistering en witwassen. De aangevochten uitspraak beval de confiscatie van aanzienlijke goederen, maar de verzoekers betwistten de motivering achter de bepaling van de te confisqueren winst.
Het Hof heeft gepreciseerd dat de maatstaf van de winst van het witwasmisdrijf uitsluitend betrekking moet hebben op het daadwerkelijk verkregen vermogensvoordeel door de dader van de witwasoperaties.
Een centraal aspect van de uitspraak betreft het onderscheid tussen winst en product van misdrijven. Volgens het Hof moet de winst worden berekend op basis van het directe economische voordeel dat voortvloeit uit de misdrijven, en niet op de totale waarde van de gewassen goederen. Deze benadering strookt met de Europese bepalingen en internationale verdragen inzake witwassen, die gericht zijn op een effectieve confiscatie van illegale opbrengsten.
De uitspraak nr. 18184 van 2024 van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke stap voorwaarts in de verduidelijking van de regelgeving inzake de confiscatie van goederen die voortvloeien uit misdrijven van witwassen en verduistering. Het benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de winst, waardoor een grotere bescherming van de rechten van de benadeelden en een eerlijkere toepassing van strafrechtelijke sancties wordt gewaarborgd.