De bescherming van de rechten van de burgerlijke partij is een hoeksteen van het Italiaanse rechtssysteem. Het Hof van Cassatie heeft met arrest nr. 10022 van 2025 (gedeponeerd op 13/03/2025), onder voorzitterschap van Dr. D. S. E. en met Dr. P. V. als rapporteur, een essentiële verduidelijking gegeven over de toewijzing van proceskosten aan de burgerlijke partij in cassatiezaken die via een niet-gehoorde kamerprocedure worden behandeld. Deze uitspraak is cruciaal om te begrijpen hoe de benadeelde partij haar belangen kan laten erkennen.
De cassatieprocedure voor het Hof van Cassatie kan plaatsvinden via een niet-gehoorde kamerprocedure (artikel 611, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering), een procedure die mondelinge behandeling uitsluit, waarbij de partijen hun argumenten alleen via schriftelijke memorie kenbaar maken. Er bestond onzekerheid over de mogelijkheid voor de burgerlijke partij om in deze context de proceskosten vergoed te krijgen, met name zonder verzoek om mondelinge behandeling. Het Hof van Cassatie heeft met het onderhavige arrest alle twijfels weggenomen door de waarde van schriftelijke verdedigingsactiviteiten te erkennen.
In een cassatieprocedure die wordt gevoerd volgens de regels van de niet-gehoorde kamerprocedure als bedoeld in artikel 611, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering, heeft de burgerlijke partij, zelfs bij gebreke van een verzoek om mondelinge behandeling, recht op toewijzing van de proceskosten, indien zij door middel van schriftelijke memorie een activiteit heeft ontplooid die gericht is op het bestrijden van de tegenovergestelde vordering ter bescherming van haar schadevergoedingsbelangen, en aldus een nuttige bijdrage heeft geleverd aan de beslissing.
Deze rechtsoverweging is van fundamenteel belang. Het verduidelijkt dat de burgerlijke partij recht heeft op vergoeding van de proceskosten, zelfs in een niet-gehoorde kamerprocedure, mits zij concrete en significante verdedigingsactiviteiten heeft verricht via schriftelijke memorie. Niet de fysieke aanwezigheid of het verzoek om een zitting bepaalt het recht, maar de daadwerkelijke "nuttige bijdrage" die is geleverd. Deze bijdrage moet gericht zijn op het bestrijden van de vordering van de tegenpartij – het beroep van beklaagde A. B. – en op de bescherming van de schadevergoedingsbelangen van de benadeelde partij. Dit beginsel is in overeenstemming met artikel 541 van het Wetboek van Strafvordering (veroordeling tot kosten) en artikel 614 van het Wetboek van Strafvordering (uitbreiding naar cassatieprocedure). Het Hof erkent de intrinsieke waarde van schriftelijke verdedigingsactiviteiten, indien deze doorslaggevend zijn voor de uiteindelijke beslissing.
Arrest 10022/2025 schetst de vereisten voor een veroordeling tot kosten ten gunste van de burgerlijke partij:
Het is cruciaal dat de burgerlijke partij de effectiviteit en relevantie van haar schriftelijke werkzaamheden aantoont.
Arrest nr. 10022 van 2025 consolideert de rechten van de burgerlijke partij, en herbevestigt dat de bescherming van schadevergoedingsbelangen niet wordt beperkt door procedurele formaliteiten, maar gebaseerd is op de inhoud van de verdedigingsactiviteiten. Voor advocaten benadrukt deze uitspraak het belang van een zorgvuldige en strategische opstelling van memorie in cassatieprocedures met een niet-gehoorde kamerprocedure. Elke schriftelijke bijdrage moet effectief zijn en gericht op het beïnvloeden van de beslissing van het Hof, waardoor de burgerlijke partij de volledige erkenning van haar proceskosten krijgt, een essentieel aspect voor een volledige vergoeding van de geleden schade.