Het arrest nr. 14844/2025 van de VI Strafkamer van het Hof van Cassatie vertegenwoordigt een belangrijke stap in de ontwikkeling van de jurisprudentie inzake schikking. Het arrest, dat de beslissing van het Hof van Beroep van Reggio Calabria vernietigde en terugverwees, beantwoordt een cruciale praktische vraag: kan de verdachte het schikkingsvoorstel hernieuwen als het Openbaar Ministerie tijdens het vooronderzoek bezwaar had gemaakt of als de rechter het had afgewezen?
Het instituut van de schikking wordt geregeld door art. 444 Sv. (strafvordering), terwijl art. 448, lid 1, Sv. toestaat om het verzoek te herhalen "tot aan de verklaring van opening van het onderzoek". De praktijk en enkele afwijkende uitspraken (Cass. 21877/2023, 28641/2009, 42775/2014) hadden echter onzekerheid gecreëerd over de mogelijkheid om hetzelfde identieke voorstel te herhalen na de afwijzing door het OM. De huidige beslissing lost dit definitief op, door de de-congestie-ratio van de speciale procedure te benadrukken.
Inzake schikking kan het verzoek dat bij de rechter voor het vooronderzoek wordt ingediend, indien het niet de instemming van het openbaar ministerie heeft verkregen of door de rechter is afgewezen, worden hernieuwd, overeenkomstig art. 448, lid 1, Sv., ook in dezelfde voorwaarden.
Commentaar: Het Hof herhaalt dat het recht van de verdachte om te profiteren van een alternatieve procedure niet kan worden opgeofferd door een initiële afwijzing, zolang de hernieuwing plaatsvindt vóór het onderzoek. Dit beschermt de efficiëntie van het strafproces en het beginsel van proportionaliteit van de straf, en bevordert de vermindering van de gerechtelijke werkdruk.
Dankzij deze uitspraak kan de advocaat:
Met de beslissing 14844/2025 plaatst het Hof van Cassatie zich in de lijn van een waarborgende en functionele lezing van de schikking: de verdachte kan opnieuw proberen het proces met een overeenkomst af te sluiten, tot aan de opening van het onderzoek, zelfs als het OM de eerste keer "nee" heeft gezegd. Dit is een waardevolle bevestiging voor de forensische praktijk, die de flexibiliteit van de procedure versterkt en het risico op lange en kostbare processen voor de schatkist en de verdachten vermindert.