Het Constitutionele Hof heeft recentelijk uitspraak gedaan over de constitutionele legitimiteit van artikel 600-ter, lid 1, punt 1) van het strafwetboek, dat de productie van pornografisch materiaal met minderjarigen regelt. In het bijzonder heeft het zich gericht op het ontbreken van een strafvermindering voor minder ernstige gevallen, en verklaarde dit verzuim in strijd met de artikelen 3 en 27 van de Grondwet.
Artikel 600-ter c.p. voorziet in strenge straffen voor iedereen die kinderpornografisch materiaal produceert, wat de ernst van het misdrijf weerspiegelt. De wet voorzag echter niet in een strafvermindering voor gevallen die als 'minder ernstig' werden beschouwd, een afwezigheid die kritiek heeft opgeroepen en tot vragen over constitutionele legitimiteit heeft geleid.
Het Hof heeft een schending geconstateerd van het gelijkheidsbeginsel (art. 3 Grondwet) en het beginsel van de reclassificerende functie van straf (art. 27 Grondwet). Bij gebreke van een strafvermindering wordt geen rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het concrete geval, waardoor situaties die aanzienlijk kunnen verschillen in ernst en context op dezelfde manier worden behandeld.
"Gelijkheid betekent geen uniforme behandeling in verschillende situaties."
De verklaring van ongrondwettelijkheid heeft het wettelijke kader opnieuw vormgegeven en een reflectie afgedwongen op de geschiktheid van straffen in verhouding tot de ernst van het gepleegde misdrijf. Het Hof benadrukte het belang van een strafrechtelijk systeem dat niet alleen bestraffend, maar ook reclassificerend en evenredig is.
Dit arrest vertegenwoordigt een stap voorwaarts naar een eerlijker strafrechtelijk systeem dat de constitutionele rechten respecteert.
Als u behoefte heeft aan verdere verduidelijking of juridische bijstand met betrekking tot dit gevoelige onderwerp, aarzel dan niet om contact op te nemen met Studio Legale Bianucci. Ons team van experts staat klaar om u te voorzien van ondersteuning en persoonlijk advies.