Het Italiaanse rechtssysteem, met name in de fase van cassatie, is gebaseerd op strikte procedurele beginselen en op de controle van de wettigheid, niet van de merites. Dit impliceert een beperking van de indiening van nieuwe documenten. De recente uitspraak nr. 20068 van 29 mei 2025 van het Hooggerechtshof introduceert echter belangrijke uitzonderingen, die een opening bieden voor de toepassing van gunstigere normen, zelfs in de latere stadia van het proces. Een uitspraak van groot belang, vooral op strafrechtelijk en fiscaal gebied.
Het Hof van Cassatie, als rechter van wettigheid, onderzoekt de feiten niet opnieuw, maar controleert de correcte toepassing van het recht en de logica van de motivering. Daarom is de indiening van nieuwe documenten die betrekking hebben op de merites, normaal gesproken uitgesloten (zie art. 611 Sv.). Deze starheid moet echter soms plaatsmaken voor hogere beginselen, zoals dat van de retroactiviteit van de wet die gunstiger is voor de verdachte (art. 2, lid 4, Strafwetboek). Uitspraak 20068/2025 behandelt precies deze spanning en schetst precieze omstandigheden waarin de introductie van nieuwe elementen noodzakelijk is om substantiële rechtvaardigheid te garanderen.
In een cassatieprocedure is de indiening van nieuwe documenten die betrekking hebben op de merites niet toegestaan, met uitzondering van documenten die de belanghebbende niet in de voorgaande gerechtelijke instanties kon overleggen en waaruit de toepassing van de "ius superveniens", van uitdovende oorzaken of van gunstigere bepalingen kan voortvloeien. (Ter toepassing van dit beginsel achtte het Hof de indiening van F24-formulieren die de betaling van fiscale schulden aantonen toelaatbaar, met het oog op de toepassing van de speciale verzachtende omstandigheid van art. 13-bis, lid 1, eerste zin, van wetsdecreet 10 maart 2000, nr. 74, zoals gewijzigd door art. 1, lid 1, punt g), nr. 1, van wetsdecreet 14 juni 2024, nr. 87, een gunstigere norm, die daarom ook van toepassing is op eerdere feiten).
De door het Hof, voorgezeten door G. A. en met G. G. als rapporteur, uitgevaardigde rechtsoverweging specificeert de voorwaarden voor deze afwijking. De documenten moeten:
Deze beslissing is een bastion voor de bescherming van de rechten van de verdachte. Het maakt het mogelijk om bewijsmateriaal te waarderen dat, hoewel voorheen niet beschikbaar, de uitkomst van het proces in een gunstigere zin kan beïnvloeden, in lijn met het beginsel van favor rei. Dit is met name relevant in voortdurend evoluerende rechtsgebieden, zoals het fiscaal strafrecht, waar de latere nakoming van fiscale verplichtingen de kwalificatie van het misdrijf of de straffen kan wijzigen. De openheid van het Hof van Cassatie verandert het systeem niet, maar maakt het eerlijker, en zorgt ervoor dat wetgevende ontwikkelingen ten gunste van de verdachte niet worden gedwarsboomd door louter procedurele starheid.
De uitspraak nr. 20068 van 2025 van het Hof van Cassatie is een essentieel referentiepunt. Het brengt de aard van de cassatieprocedure in evenwicht met de onvermijdelijke behoefte om de wet toe te passen die het meest gunstig is voor de verdachte, vooral in aanwezigheid van een ius superveniens. Voor advocaten en burgers benadrukt deze uitspraak de dynamiek van het rechtssysteem en de mogelijkheid om substantiële rechtvaardigheid na te streven, mits er een diepgaande kennis is van de normen en hun uitzonderingen.