De recente verordening nr. 15404 van 3 juni 2024, uitgevaardigd door het Hof van Cassatie, roept belangrijke vragen op over de jurisdictie met betrekking tot openbare bijdragen bestemd voor geaccrediteerde particuliere gezondheidszorginstellingen. In een context die gekenmerkt wordt door de Covid-19 gezondheidscrisis, heeft het Hof bepaald dat geschillen met betrekking tot de bijdragen voorzien in artikel 4, lid 5-bis, van wetsdecreet nr. 34 van 2020 onder de jurisdictie van de gewone rechter vallen. Deze uitspraak biedt een duidelijk en gedetailleerd kader over de rol van instellingen en het mechanisme voor de uitbetaling van subsidies.
Artikel 4, lid 5-bis, van wetsdecreet nr. 34 van 2020, omgezet met wet nr. 77 van 2020, voorziet in economische steun ten gunste van geaccrediteerde particuliere gezondheidszorginstellingen die, als gevolg van de pandemische noodsituatie, hun activiteiten hebben moeten opschorten. Het Hof heeft verduidelijkt dat dergelijke bijdragen niet onderworpen zijn aan discretionaire bevoegdheden van de gezondheidsautoriteit, die zich beperkt tot toezicht op het gebruik van de middelen.
Bijdrage verstrekt aan geaccrediteerde regionale gezondheidszorginstellingen, conform artikel 4, lid 5-bis, van wetsdecreet nr. 34 van 2020, houdende dringende maatregelen in verband met de epidemiologische noodsituatie van Covid-19 - Jurisdictie van de gewone rechter - Grondslag. Wat betreft openbare bijdragen en subsidies, valt de jurisdictie over geschillen met betrekking tot de economische steun voorzien in artikel 4, lid 5-bis, van wetsdecreet nr. 34 van 2020, omgezet met wet 77 van 2020, ten gunste van geaccrediteerde particuliere instellingen die, als gevolg van de Covid-19 gezondheidscrisis, hun reguliere activiteiten hebben moeten opschorten, onder de jurisdictie van de gewone rechter. Dit betreft bijdragen voorzien bij wet, waarop de gezondheidsautoriteit uitsluitend toezichtfuncties behoudt, zonder enige discretionaire beoordelingsbevoegdheid van het voordeel.
Deze kern benadrukt het legaliteitsbeginsel dat de toekenning van bijdragen regelt, de bevoegdheid van de administratie beperkt en rechterlijke bescherming garandeert voor de betrokkenen.
Verordening nr. 15404 van 2024 markeert een belangrijke stap in de bescherming van de rechten van geaccrediteerde particuliere gezondheidszorginstellingen. De bevestiging van de jurisdictie van de gewone rechter maakt een directere toegang tot rechtspraak mogelijk voor de gezondheidsbedrijven die economische schade hebben geleden als gevolg van de opschorting van hun activiteiten. Deze uitspraak verduidelijkt niet alleen de jurisdictionele bevoegdheden, maar biedt ook een teken van steun aan de particuliere gezondheidszorgsector in een crisistijd.